M.u.r.a.k.a.m.i. schreven de wolken

Haruki Murakami. Zijn verhalen wonen al even in mijn kast. Dat ik een fan ben – het is me precies op een specifiek ogenblik overkomen, aan de uitgaves te zien – is wel duidelijk.

DSC01419

Op zijn boeken kom ik later nog wel, vermoed ik, uitgebreider terug. Wat me vooral vrolijk stemt, in die mate dat ik er zelfs een blogbericht aan wijd, komt door een kort krantenartikel met twee, voor mij althans, belangrijke aankondigingen:

  1. Zijn eerste twee romans, ‘Luisteren naar de wind’ en ‘Flipperen’ verschijnen op 15 januari 2015 in het Nederlands. Ow Yes!
  2. Vanaf 15 januari 2015 kan je Mister Murakami himself via een speciaal daarvoor gefabriceerde website vragen stellen. Over zijn boeken, zijn carrière of zijn privéleven, het maakt niet uit. Hij antwoordt dan op vragen die hij zelf uitkiest. Ow Yes!²

Weliswaar een klein praktisch probleem bij het tweede. Als je net als ik nieuwsgierig van aard bent, heb je de link al aangeklikt en gemerkt dat het een Japanse website is. Nu, ik weet niet hoe het bij jou zit, maar mijn Japans is niet meer wat het geweest is. Blijkbaar zou je de vragen ook in andere talen kunnen stellen. Dat is een geruststelling. Alhoewel. Soms kan enkel je moedertaal je juist te hulp schieten. Net als bij ruzie maken of je liefde verklaren.

Omdat mijn ‘Stamelengels’ de vragen doorzichtig zou maken bij een man die de zinnen als parels in halssnoeren aaneen rijgt, beperk ik me tot jullie. Jullie begrijpen immers Nederlands. Dit zou het worden:

  1. Vindt hij het ook zo fijn dat katten als warmwaterkruikjes aan zijn voeten komen liggen wanneer hij onder de wol kruipt?
  2. Waar woont liefde volgens hem het mooist: in zijn binnen of rond de plooien van zijn huid?

Conclusie, ik mis soms een beetje lef. Het weerhoudt me echter niet om wat langer naar de wolken te kijken.

Wonen in de stad

Ja, ik woon in de stad. In Gent. Al 8 jaar mijn thuishaven. In die tijd heb ik er nog geen minuut spijt van gehad dat ik, het plattelandsmeisje, de velden heb geruild voor beton en veel meer volk op een vierkante kilometer. Integendeel. Mijn grootouders begrijpen dat niet. Ze wonen al hun hele leven tussen de velden, ik kan het ze niet kwalijk nemen. Maar wonen in een stad is echt geweldig, net zoals wonen op het platteland, ik geef dat toe. ‘Wonen in de stad, waarom mijn kind?’, vraag je je af. Om duizend en één redenen.

Voor mij, vandaag, is wonen in een stad, wonen op een appartement. Vaker dan op het platteland ben je de hele tijd omringd door buren. Ze zijn zo dichtbij, zonder echt te weten wie ze zijn. Waar ze werken, wie hun vrienden zijn, dat weet ik niet. Maar ergens houden ze me bezig omdat ze, zonder het zelf te weten, een plek in mijn leven innemen.

Het eerste appartement waar ik op het tweede en tevens het bovenste appartement woonde, had nog volgende bewoners.
Eerst een jonge gast die een hele dag wiet rookte in zijn kleine kamertje en djembé speelde, een hele dag djembé. Hij kon het wel goed, al een geluk. Ooit lag ie eens drie dagen in zijn zetel, ver heen, je kon hem zien liggen wanneer je in de gemeenschappelijke gang zijn deur moest passeren. Toen ik op het punt stond de politie te bellen, hoorde ik de djembé weer. Die kerel is er kort daarna uitgezet door de huisbaas. Waarom? Geen idee. Wat later kwam er nieuwe vent in wonen. Verstookte ook een hele dag groen vertier. Dat zijn kat versuft door het venster keek, was wel wat minder. Het beest was er soms erg aan toe dat ze zelf niet meer in staat was om rechtop te blijven zitten. En toch was dat thuiskomen, de geur van gerookt gras in de gang en een kat die high aan het venster zat.

Het appartement waar ik nu woon, geeft uit op een stadspark en water. Een geweldige plek. De buren eens te meer. Eentje in het bijzonder. Lange tijd woonde, zoals de buren haar fluisterend noemden in de gang, “een dame van lichte zeden” in het appartement boven ons. Heerlijk toch die fluisterzinnen om iets wat al duizenden jaren bestaat. Af en toe stond er een sportwagen voor de deur. Iemand die haar oppikte. Dan gebeurde het dat je net met haar de lift deelde. Aan de kleding wist ik dat het geen gewone vriendjes waren die beneden wachtten. De nadelen van zo een buurvrouw te hebben: soms was ze zo dronken dat ze ’s nachts bij ons probeerde binnen te raken, ze miste zich soms van verdiep, net als haar vriendjes. En ook, ze kotste elke de dag de ziel uit haar lijf. Een meisje dat haar geld verdient door haar lichaam te verkopen en elke dag kotst als een zieke hond, die zit niet goed in haar vel, lijkt mij. Ze is verhuisd, enige tijd geleden. Zomaar op een dag. Een verhuiswagen voor de deur. Weg was ze.

Dat is wonen in een stad. Zonder echte gesprekken te voeren, mensen kennen van hun huisgeluiden en soms bijzondere gewoontes. Eigenlijk is dat best wel iets moois. Een anonieme, intieme band. Niet? Soms denk ik nog aan de buren die ik ooit had. Dan vraag ik me af wat ze doen en waar ze zijn. Hopelijk stellen ze het goed.